Sleutel tot de Sint-Jacobskerk te Antwerpen.
Sleutel tot de Sint-Jacobskerk te Antwerpen.
Een parochiekerk behoeft een eigen infrastructuur. Bij de oprichting van de parochie in 1477 was de dienstdoende kapel met altaar er reeds. Daar worden aldra door wijding in jan. 1478 een doopvont en een kerkhof aan toegevoegd. Er komt ook een eerste preekstoeltje, terwijl biechtstoelen en communiebanken als kerkmeubel pas hun intrede doen einde 16de eeuw, de kruisweg in de 19de eeuw.
Dit meubel is een kunstwerk met voortreffelijk houtsnijwerk van Lodewijk Willemssens (1678).
De verkondiging van Jezus’ evangelie is een van de drie hoofdtaken van de Kerk. Een van de belangrijke kanalen bij deze verkondiging – zeker in een tijd dat er nog geen pers of media bestonden – is de preek tijdens de zondagse eucharistieviering. Vandaar de aansporing van het publiek boven op het klankbord: “AUDITE // VERBUM // DEI” (Aanhoort het Woord van God), geflankeerd door 2 bazuinblazende engelen.
Met het ‘Woord van God’ wordt specifiek Christus bedoeld, wiens leven en boodschap hier centraal staan in de verkondiging en die dan ook afgebeeld wordt op het centrale medaillon van de kuip. Vier belangrijke facetten of ‘mysteries’ van Jezus’ leven worden elk door een engel op een banderol aan de toeschouwer ter lezing voorgehouden. In juiste volgorde:
“de incarnatione Christi” (over de menswording van Christus)
“de oblatione sanguinis Christi” (over het bloedige offer van Christus)
“de resurrexione Christi” (over de verrijzenis van Christus)
“de ascensione Christi” (over de hemelvaart van Christus)
Deze 4 mysteries tonen aan dat Christus méér is dan een moreel voorbeeld, een sociale werker, een profeet: Hij is in wezen de Zoon van God. Zijn liefdeoffer tot stervens toe wordt voor de toehoorders in beeld gebracht door het kruisbeeld en wordt aan de predikant nog eens extra voorgehouden door de zweetdoek van Veronica op het rugbeschot.
Jezus’ persoon en boodschap zijn gekend door het schriftelijk getuigenis van de 4 evangelisten. Hun symbolische voorstellingen schragen de kuip op de hoeken: de engel (Matteüs), het rund (Lucas), de leeuw (Marcus) en de arend (Johannes).
De predicatie van op de kuip wordt ‘gedragen’ door vier personificaties die verband houden met ‘predicatie’. De vraag is evenwel of de doorsnee parochiaan veel boodschap had/heeft aan dergelijke intellectualistische voorstellingen. “FIDES” (het Geloof) (1) krijgt als een der drie goddelijke deugden, de ereplaats vooraan. Zij wordt zijdelings bijgestaan door de Waarheid (“VERITAS”) (2) en door de Godgeleerdheid (“THEOLOGIA”) (3). Het uiteindelijk doel van te preken in geloof en waarheid is iets te bewerkstelligen in de opvattingen en de leefwijzen van de toehoorders; vandaar Onderricht of “INSTRUCTIO” (4).
De hamvraag luidt dan ook: ‘aan wie spiegelen wij ons gemakkelijk (on-)bewust?’ of nog directer: ‘van wie ben ik het levende spiegelbeeld? Volg ik een topmodel, een popmodel of een Godsmodel na?’.
Zijdelings van de kuip zijn er 2 heiligen in een medaillon:
Sinds de Beeldenstorm bevond de doopkapel zich in de laatste zuidelijke zijkapel (de voormalige Sint-Joriskapel. Bij de herbouw van het grootse doksaal boven het hoofdportaal wordt ze in 1804 verschoven naar de aanpalende travee van de zuidbeuk die aanleunt tegen de toren. Daar creëert Jan Kaulman een ronde classicistisch-barokke ruimte met een koepelvormige overdekking en met wanden beschilderd in imitatiemarmer. Let op hoe de stralenkrans van de neerdalende zinnebeeldige duif van Gods Geest de takel van het doopvontdeksel camoufleert.
De zorg om de evenmens in nood vraagt altijd opnieuw aandacht, goede wil, initiatief en geldelijke steun. Dat was wat het schilderij tegen de eerste noordelijke zuil van de middenbeuk in de verf wilde zetten: “Doet om Godts wil u caritaten // voor de schamel huysarmen. // 1708”. Geef toe, onze hedendaagse affiches, hoe kleurrijk ook, kunnen niet op tegen de stijlvolle inkleding van dit ‘reclamepaneel’. Het plakkaat is in zijn vorm volledig aangepast aan de ronde zuil, en op een voor ons wat vreemde allegorische wijze appelleert het aan de vrijgevigheid van de kerkgangers. Onder de inspiratie van Gods Heilige Geest is Vrouwe Mildheid in volle doening te midden van begerige geüniformeerde kinderen. De 2 jongens rechts van haar kijken begerig naar haar op, terwijl de beide meisjes links van haar, de muntstukken opvangen, in de hand of – bij zoveel mildheid – zelfs in de schoot.
Dat deze ‘arme kinderen’ zo mooi uitgedost zijn in een verzorgd uniform, kan begrepen worden vanuit het vooruitstrevend privé-initiatief van kanunnik Henricus Le Merchier. Sinds ca. 1713 bood hij gedurende meer dan 20 jaar in het riante ‘Apostelenhuis’ in de Rodestraat op zon- en feestdagen aan de volkskinderen die de catechismuslessen van Sint-Jacobsparochie volgden, recreatieve namiddagactiviteiten aan, die besloten werden met een onderricht in de kapel. “Alle ‘t welke sal dienen tot een middel om de jonckheyt uyt de herbergen te houden ende veel quaed te beletten”. Vanuit ‘moderne’ didactische methodiek vond hij dat het godsdienstig onderricht “meer historiek als morael moest wesen om hun aen te lokken”, ondersteund door het uitdelen van figuratieve gebedsprentjes (de zgn. suffragiën). Voor de arme kinderen van de catecheselessen werden prijzen voorzien, gaande van nuttige kledingsstukken (voor de jongens hoeden, kousen, soort mouwen; voor de meisjes schorten, kousen, neusdoeken) tot boeken en religieus kartonnen speelgoed. Heel uitzonderlijk wordt deze sociale actie in beeld gebracht door een serie paneeltjes van kunstschilder Alexander Casteels in zijn typische naïef aandoende stijl (bewaarplaats: RUG). De jongens en de meisjes zijn exact gekleed als te zien is op het plakkaat in de kerk.
De tronk hieronder appelleert nog steeds elke bezoeker tot effectieve mededeelzaamheid: “voor de armen // pour les pauvres // für die Armen / for the poor”.
‘Vergeving van de zonden’ behoort tot de bevrijdende kracht van Jezus’ evangelie. Oorspronkelijk werd er biecht gehoord en het sacrament van de verzoening toegediend zonder specifiek kerkmeubel. De biechtstoel wordt pas ingevoerd door het Concilie van Trente. Van de oudste en eenvoudigste meubels hier geen spoor; enkel de hoogbarokke exemplaren zijn tot ons gekomen. Vier staan er in de kooromgang, terwijl in elk van de belangrijkste devotiekapellen, van Maria en van het H. Sacrament, er eveneens één staat.
Voor deze laatste was het in 1858 niet eenvoudig om in een reeds overvolle Sint-Jacobskerk nog een geschikt plekje te vinden en dus hangen de 14 gebeeldhouwde witstenen staties van de Kruisweg van P.J. de Cuyper en Jozef Geefs gelijk verspreid over 3 kapellen van de noordelijke en 3 kapellen van de zuidelijke zijbeuk.
Een kerkgemeenschap waar het geloof zingend kan beleefd worden, heeft er des te meer deugd aan. Zang en muziek worden ondersteund door het kerkinstrument bij uitstek: het orgel. In de 16de – 17de eeuw is er sprake van niet minder dan 5 opeenvolgende orgels, het koororgel van J.-B. Forceville niet meegerekend. In de 19de eeuw was dat orgel boven het koordoksaal nog het enige, terwijl achteraan in de kerk het orkest met het koor plaatsnam, met boven hen een grote houten klankkoepel. In 1884 wordt het nieuwe orgel van bouwer Charles Anneessens uit Geraardsbergen ingehuldigd; een geschenk van één parochiane, de oudere Mejuffrouw Victoria Van Pelt, die er zelf een jaar later een (orgel)punt achter zet.